Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Al de [16]beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee [17]niet vol; naar de plaats, [18]waar de beken heengaan, derwaarts [19]gaande keren zij weder. 16. Versta hieronder, ja inzonderheid ook de rivieren en waterstromen. 17. Te weten, zo vol dat zij over het aardrijk heen lopen zou, maar zij blijft al in een staat. Zie Job 38:10,11; Ps.104:9. 18. De Prediker wil zeggen dat de rivieren in gedurigen loop en weder kering zijn. 19. Te weten door de aderen, die onder de aarde lopen.